De Hoge Raad heeft de prejudiciële vragen van het gerechtshof Den Haag beantwoord over de manier waarop het kindgebonden budget moet worden toegepast bij het bepalen van de hoogte van de kinderalimentatie. Dit heeft tot gevolg dat de kinderalimentatiebijdragen die tussen 1 januari 2013 en nu zijn vastgesteld mogelijk onjuist zijn vastgesteld. Heeft u hier vragen over? Neem dan contact op met één van onze advocaten via info@vanekelenpoort.nl.
In het rapport van de expertgroep alimentatienormen is het kindgebonden budget sinds de invoering van de gewijzigde richtlijnen (vanaf 1 januari 2013) voor kinderalimentatie aangemerkt als een specifieke, budgetondersteunende maatregel die niet de draagkracht van de onderhoudsgerechtigde beïnvloedt, maar uitsluitend de behoefte van het kind. De huidige aanbeveling van de expertgroep om het gehele kindgebonden budget inclusief de alleenstaande ouderkop in mindering te brengen op de behoefte van de minderjarige wordt geacht in overeenstemming te zijn met de bedoeling van de wetgever die het kindgebonden budget, inclusief de alleenstaande ouderkop die is begrepen in het kindgebonden budget, zou hebben gedefinieerd als een inkomensafhankelijke ondersteuning van overheidswege in de kosten ten behoeve van het kind. Deze rekenmethodiek kan tot gevolg hebben dat geen behoefte meer resteert bij het kind, ook indien de onderhoudsplichtige over voldoende draagkracht beschikt.
De Hoge Raad oordeelt dat bij de vaststelling van de door de ouders verschuldigde onderhoudsbijdrage voor hun minderjarige kinderen het kindgebonden budget en de daarvan deel uitmakende alleenstaande ouderkop niet in aanmerking genomen dienen te worden bij de bepaling van de behoefte van het kind, maar bij de berekening van de draagkracht van de ouder die het kindgebonden budget ontvangt.