Momenteel moeten grootouders een ‘nauwe persoonlijke betrekking’ aantonen om een omgangsregeling te kunnen krijgen met hun kleinkinderen. Af en toe oppassen is daarvoor niet genoeg. Volgens een nieuw wetsvoorstel bestaat er straks automatisch een vermoeden van zo’n nauwe persoonlijke betrekking, waardoor het voor grootouders veel makkelijker wordt om omgang met hun kleinkinderen te bewerkstelligen. In dit artikel leggen we uit hoe de wettelijke situatie nu is én wat er gaat veranderen als het wetsvoorstel wordt goedgekeurd.
Grootouders en de band met kleinkinderen
Opa’s en oma’s spelen vaak een belangrijke rol in de opvoeding en ontwikkeling van kinderen. Daarmee kunnen ze een veilige (tweede) thuishaven vormen voor kinderen. Helaas zien we het vaak gebeuren in de praktijk: bij een echtscheiding verliezen de grootouders en de kleinkinderen ongewild het contact.
Uit onderzoek blijkt zelfs dat een meerderheid van de grootouders zegt dat het contact met hun kleinkinderen is gewijzigd na de scheiding van de ouders van de kinderen. Dat is wrang, want juist in een moeilijke periode als een echtscheiding hebben kinderen behoefte aan een veilige en stabiele omgeving. Het verliezen van het contact met oma en opa kan daardoor extra schadelijk zijn.
Recht op omgang van grootouders
In bepaalde situaties hebben grootouders nu recht op omgang met hun kleinkinderen. Onder de huidige wetgeving is de drempel voor opa’s en oma’s om een omgangsregeling te kunnen krijgen vrij hoog. Dat kan namelijk alleen als er een ‘nauwe persoonlijke betrekking’ bestaat. Zo’n nauwe persoonlijke betrekking blijkt niet alleen uit het feit dat ze familie zijn, er zijn bepaalde feiten en omstandigheden voor nodig die dit aantonen. Af en toe oppassen kwalificeert hiervoor bijvoorbeeld niet.
Zo’n betrekking wordt momenteel bijvoorbeeld wél aangenomen als oma en opa een aanzienlijk deel van de verzorging en opvoeding van de kleinkinderen voor rekening nemen. Dat kan bijvoorbeeld zijn als de kleinkinderen langere tijd bij ze wonen of als er sprake is van een langdurige, intensieve oppasregeling.
Nieuwe wet verlaagt drempel
Het wetsvoorstel, dat op dit moment voor internetconsultatie wordt aangeboden, verlaagt de omgangsdrempel voor grootouders. In plaats van dat ze een ‘nauwe persoonlijke betrekking’ moeten aantonen, is er sprake van een wettelijk vermoeden. Dat wil zeggen: er wordt standaard vermoed dat oma’s en opa’s een nauwe persoonlijke betrekking met hun kleinkinderen hebben, dus hoeven ze dit niet zelf te bewijzen.
Dit is vooral relevant voor grootouders die niet structureel bijdragen aan de opvoeding van hun kleinkinderen. Voor hen wordt de omgangsdrempel namelijk verlaagd: ook bij slechts af en toe op de kleinkinderen passen is er al sprake van een recht op omgang.
Kritiek op de nieuwe wet
Veel grootouders die (door een echtscheiding) geen contact meer hebben met hun kleinkinderen zullen de nieuwe wet toejuichen. Er is echter ook de nodige kritiek op het wetsvoorstel, waar de ervaren familierechtadvocaten van Van Ekelen & Poort zich achter scharen. Een scheiding verandert het leven van kinderen ingrijpend en gaat gepaard met heftige emoties. Het wetsvoorstel kan ervoor zorgen dat de grootouders ook een partij worden in de echtscheiding. Daardoor kunnen kinderen het ervaren alsof er – naast de ouders – nóg een partij is die om ze vecht. De strekking van dit wetsvoorstel is beslist lovenswaardig, maar door deze praktische consequentie kan het ook voor het nodige leed bij sommige kinderen gaan zorgen.
Heeft u (klein)kinderen en kampt u met echtscheidingsgerelateerde problemen? Neem dan vrijblijvend contact op met de ervaren familierechtadvocaten en -mediators van Van Ekelen & Poort in Eindhoven.